van Kaat & Tijhuis 1981 tot Nijsse 2009

In hun rapport maakten de adviseurs melding van een succesvolle renovatie, die te danken was aan een aanzienlijke vergroting van het oorspronkelijke budget en de inspirerende volledige inzet van de orgelmaker. De verbetering was in verhouding tot de omvang van de investering. De algehele klank van het orgel werd omschreven als “een overtuigende eenheid”.

Echter, de adviseurs constateerden dat de luchtvochtigheid in het orgel slechts 20% bedroeg en drongen aan op de installatie van een bevochtigingssysteem. (Waar was het Proper-orgel ook alweer aan bezweken?) Daarnaast adviseerden de adviseurs om de Bazuin (pedaal) en de Trompet (hoofdwerk) te vervangen.

Wie dacht dat na de renovatie van 1980 alles eindelijk op orde zou zijn, moet helaas teleurgesteld worden. Hoewel er na frequente onderhoudswerkzaamheden door Kaat & Tijhuis weinig problemen waren, deden storingen en defecten zich vanaf 1985 opnieuw voor, vooral in het pedaal. Het aanbrengen van een nieuwe contactlat bood een tijdelijke oplossing, terwijl de Bazuin van het Pedaal, de Trompet van het Hoofdwerk en de balgen werden vernieuwd. In 1991 werd na jarenlang aandringen van de organisten de samenstelling van de Mixtuur van het Hoofdwerk verlaagd van 1 1/3′ naar 2′, maar het was duidelijk dat dit slechts een tijdelijke oplossing was. Op termijn zou een uitgebreide restauratie nodig zijn, vooral omdat het orgel de leeftijd bereikte waarop de vervanging van pneumatische onderdelen aan de orde zou komen.

Organist Klaas Jan Mulder achter de oude Pels-speeltafel.

Historie van de verbouwing

Zoals vermeld in het vorige hoofdstuk, vertoonden zich regelmatig storingen in het inwendige van het orgel. Bovendien zou het orgel in 1999 de leeftijd van 40 jaar bereiken. Aangezien het met elektro-pneumatische tractuur was gebouwd, was het te verwachten dat de zogenaamde tassen (kleine leren balgjes waarmee de speel- en registerkleppen worden aangedreven) versleten zouden raken. Het vervangen van deze tassen zou een grote ingreep betekenen, vooral omdat in de Nieuwe Kerk zogenaamde repetitieladen waren toegepast. Het probleem met deze laden was dat ze uit elkaar gehaald zouden moeten worden om de tassen te kunnen vervangen. Daarom adviseerden de organisten in 1997 de Kerkenraad en Commissie van Beheer om een bedrag te reserveren voor een restauratie die in de toekomst zeker noodzakelijk zou zijn.

De reservering werd enkele jaren later gedaan. In die tussentijd hebben de organisten in overleg met de Commissie van Beheer nagedacht over de vraag of het vervangen van de tassen de beste optie was, of dat de beoogde restauratie beter op andere wijze kon plaatsvinden. Het was bekend dat de elektro-pneumatische tractuur regelmatig storingen veroorzaakte. Bovendien waren er elders ervaringen met repetitieladen waarbij het weer in elkaar zetten van de laden na het vervangen van de tassen zeer problematisch was. Zo problematisch zelfs, dat soms alsnog een nieuwe tractuur moest worden aangelegd.

Eigenlijk was het niet verantwoord om het orgel met behoud van de bestaande aanleg te restaureren. Daarmee kwamen drie andere opties in beeld: de bestaande windladen vervangen door elektro-pneumatische membraamladen, het bestaande instrument ombouwen tot een mechanisch orgel of het instrument vervangen door een digitaal orgel, waarbij de organisten de laatste optie bepaald niet toejuichten. Op grond van financiële overwegingen is gekozen voor het ombouwen van het orgel tot een mechanisch instrument.

In het jaar 2000 werden plannen gepresenteerd om het kerkgebouw naast de kerk grondig te renoveren, waarbij ook de restauratie van het orgel was inbegrepen. In de loop van 2001 werd er een concreet plan opgesteld om het orgel te verbouwen tot een drieklaviers mechanisch orgel met 42 sprekende stemmen. Het bestaande pijpwerk zou hergebruikt worden om kosten te besparen, maar er werd overwogen om nieuw pijpwerk toe te voegen voor een betere klank. De bestaande kas zou echter behouden blijven. Harry Hamer en Herman Kamp, beiden organist in de Nieuwe Kerk, werden aangesteld als adviseurs. Na het vergelijken van offertes bezochten zij een aantal orgels van verschillende bouwers. Uiteindelijk werd de opdracht tot verbouwing aan orgelbouwbedrijf A. Nijsse & Zoon uit Oud-Sabbinge gegeven in eind 2001. Het contract werd in maart 2002 getekend.

Het bedrijf kon vanwege een volle orderportefeuille niet eerder beginnen met de werkzaamheden dan eind 2005. Dit betekende dat de oplevering van het orgel de afsluiting van het totale verbouwingsproject aan de kerk en de gebouwen zou zijn. Echter, vanwege verschillende omstandigheden is de aanvangstijd van de werkzaamheden opgeschoven tot de tweede helft van 2007. In deze tussenliggende tijd zijn de plannen regelmatig bijgesteld, zonder dat de kerk hier financiële consequenties aan heeft verbonden. In deze tijd, waarin helaas veel kerkgebouwen gesloten worden, hebben orgelbouwers veel tweedehands pijpmateriaal beschikbaar. In geregeld overleg met de adviseurs zijn een aantal registers toegevoegd aan het oorspronkelijke plan. Uiteindelijk telt het orgel nu 53 stemmen.

Het orgel tijdens de demontage begin 2008

In 2007 begon de orgelbouwer met het vervaardigen van de windladen. Op zaterdag 9 februari 2008 werden ze ter keuring aangeboden aan de adviseurs. In de week van 28 januari 2008 werd het ‘oude’ orgel gedemonteerd. Voorafgaand aan de middagdienst op zondag 27 januari gaven de organisten Erik Hofstede, Harry Hamer en Herman Kamp een afbraakconcertje en tijdens deze middagdienst werd het elektronische noodorgel ‘in gebruik genomen’.

In de loop van 2008 is het orgel in de werkplaats van de orgelbouwer opgebouwd. Op zaterdag 14 juni werd er een excursie georganiseerd voor gemeenteleden, waarbij het orgel in opbouw getoond werd. Tevens werd het orgel in ‘s-Gravenpolder bezocht, dat een jaar daarvoor door de firma Nijsse was opgeleverd. Ter voorbereiding op de terugplaatsing van het orgel werd in januari 2009 een grote steiger in de kerk geplaatst. Dit gaf de vrijwilligers uit de gemeente de gelegenheid om werkzaamheden rondom de orgelplaats uit te voeren. Nadat het tot dan toe geleverde werk op 17 januari 2009 was gekeurd, kon op 16 februari begonnen worden met de opbouw van het orgel in de kerk. Vanaf 2 maart werd begonnen met de intonatie in de kerk. De eindkeuring vond plaats op donderdag 2 april 2009, waarmee de werkzaamheden waren afgerond.

Pels/Kaat & Tijhuis-Orgel (1959-1980)

De dispositie van het Pels-Orgel tijdens de ingebruikname 1959:

Hoofdwerk (II):Rugwerk (I):Zwelwerk (III):Pedaal:
Holquintadeen 16Holpijp 8Holquintadeen 16Praestant 16
Praestant 8Quintadeen 8Praestant 8Subbas 16
Salicionaal 8Praestant 4Viola di Gamba 8Holquintadeen 16
Roerfluit 8Spitsfluit 4Voix Céleste 8Octaafbas 8
Holquintadeen 8Octaaf 2Holquintadeen 8Gedekt 8
Octaaf 4kwintfluit 1 1/3Praestant 4Octaaf 4
Fluit 4Sesquialter 2 sterkKoppelfluit 4Ruispijp 2 2/3 IV
Kwint 2 2/3Scherp 3-4 sterkNasard 2 2/3Bazuin 16
Vlakfluit 2Dulciaan 8Superoctaaf 2Trompet 8
Sesquialter 3 sterkTerts 1 3/5Klaroen 4
Mixtuur 5-6 sterkSifflet 1
Trompet 8Kleinmixtuur 1 1/3 IIIKoppelingen:
Hobo 8HW+RW,
Kromhoorn 8HW+ZW,
RW+ZW,
P+HW, P+RW,
P+ZW

Van Pels tot Kaat & Tijhuis

Na de oplevering van het orgel in de Nieuwe Kerk, bleek al snel uit verschillende klachten dat de organisten niet zo tevreden waren als de doorsnee kerkgangers. Er waren problemen met storingen, de Prestantpijpen en de intonatie van het orgel. De grote pijpen, waaronder de Prestant 16′, begonnen direct te verzakken en werden later voorzien van rolbaarden om de klank meer sturing te geven. De intonatie van het orgel was ook niet optimaal, met een aflopende sterkte in de discant die resulteerde in een weinig sprankelend klankbeeld. Bovendien waren er problemen met bijspraak en zwijgende tonen. De Bazuin 16′ van het pedaal verzakte dusdanig dat er in 1965 koperen inzetstukken moesten worden geplaatst. In 1967 vond er zelfs een totale herintonatie plaats door Pels, maar helaas zonder aanvaardbaar resultaat. Een groot probleem was de totaal mislukte Sesquialter van het Hoofdwerk, welke volgens de adviseur een zachte regaalachtige tongwerkklank zou moeten hebben als gevolg van het toepassen van een 1 1/7′ (septime) koor. Deze uiting van de toenmalige ‘orgelbeweging’ werd door de adviseurs helaas gesteund, waardoor men slechts met tegenzin bereid was om dit register aan te passen.

Aan het einde van de jaren ’70 waren de organisten alle storingen en intonatieproblemen zat, en zochten ze contact met de Orgel Advies Commissie (OAC) van de Gereformeerde Organisten Vereniging. Johan van Dommele, organist van de Eusebiuskerk in Arnhem, en Herman Smedema, organist van de Petruskerk in Leens, kwamen als adviseurs naar Kampen en bevestigden volledig de klachten die door de organisten waren geuit.

Arie Fonteyn van Fonteyn-orgelbouw had zich kort daarvoor vanuit Amsterdam in Kampen gevestigd en had in 1977 het nieuwe orgel in de Westerkerk voltooid. Hij onderzocht het orgel in de Nieuwe Kerk en deed een aantal voorstellen. Vanwege het faillissement van zijn firma werden de lopende opdrachten en het advies over dit orgel overgenomen door de firma Kaat & Tijhuis. Een prettige bijkomstigheid was dat Marinus Elize Kaat bij de Fa. Pels uit Alkmaar had gewerkt en het orgel al sinds 1965 kende.

Het eensluidende advies van zowel adviseurs, orgelbouwers als organisten luidde als volgt:

  • Vervang de 10 frontpijpen van de Prestant 16′.
  • Vervang het pijpwerk van de Prestanten, Octaven en Mixtures van zowel het Hoofdwerk als het Zwelwerk.
  • Vervang het pijpwerk van alle manualen van de Fluiten.
  • Omintoneren van de Holquintadeen (met al zijn transmissies) tot Bourdon.
  • Verschuif de Kromhoorn 8′ van het Zwelwerk naar 16′, waarbij het groot octaaf vernieuwd moet worden.
  • Herstructureer de Sesquialter van het Hoofdwerk om een acceptabel geluid te verkrijgen.
  • Voer een totale revisie uit van de tractuur en de speeltafel.
  • Voer een totale herintonatie uit.

In 1979 werd de opdracht gegund aan de firma Kaat & Tijhuis en werden bovenstaande punten uitgevoerd. Op 14 februari 1981 werd het orgel opnieuw in gebruik genomen.

De dispositie van het Pels-Orgel na de renovatie door Kaat & Tijhuis:

Hoofdwerk (II):Rugwerk (I):Zwelwerk (III):Pedaal:
Bourdon 16Holpijp 8Gedekt 16Prestant 16
Prestant 8Quintadeen 8Prestant 8Subbas 16
Salicionaal 8Prestant 4Viola di Gamba 8Octaafbas 8
Gedekt 8Spitsfluit 4Vox Celeste 8Gedekt 8
Octaaf 4Octaaf 2Bourdon 8Octaaf 4
Fluit 4Quintfluit 1 2/3Prestant 4Ruispijp 2 2/3 IV
Quint 2 2/3Sesquialter 2 sterkKoppelfluit 4Bazuin 16
Octaaf 2Scherp 3-4 sterkNasard 2 2/3Trompet 8
Sesquialter 3 sterkDulciaan 8Nachthoorn 2Klaroen 4
Mixtuur 5-6 sterkTerst 1 3/5
Trompet 8Sifflet 1
Kleinmixtuur 1 1/3 III
Kromhoorn 16
Hobo 8

Huidige Dispositie

Dispositie Pels/Nijsse-orgel, Nieuwe Kerk te Kampen:

Hoofdwerk (II):Rugwerk (I):Bovenwerk (III):Pedaal:
Prestant 16′ pPrestant 8′ pnBourdon 16′ kPrestant 16′ p
Prestant 8′ pkHolpijp 8′ kPrestant 8′ pSubbas 16′ p
Fluit Harmonique 8′ nQuintadena 8′ kBaarpijp 8′ nQuint 12′ n
Roerfluit 8′ kOctaaf 4′ pViola di Gamba 8′ pOctaaf 8′ n
Quint 6′ nFluit Douce 4′ kVoix Céleste 8′ pGedekt 8′ n
Octaaf 4′ kSpeelfluit 3′ pSalicet 4′ pRoerquint 6′ n
Gemshoorn 4′ kOctaaf 2′ kKoppelfluit 4′ kOctaaf 4′ p
Quint 3′ pWoudfluit 2′ pNasard 3′ kMixtuur V sterk’ pn
Superoctaaf 2′ pSesquialter II sterk’ pNachthoorn 2′ kBazuin 16′ k
Tertiaan 3 1/5′ nMixtuur III-IV sterk’ knTerts 1 3/5′ pTrombone 8′ p
Mixtuur III-V sterk’ knFagot 16′ pkQuintfluit 1 1/2′ pTrompet 4′ n
Scherp V sterk’ pnDulciaan 8′ pSifflet 1′ k
Cornet V sterk’ nCymbaal III sterk’ pkn
Trompet 16′ nBasson-Hobo 8′ p
Trompet 8′ kVox Humana 8′ n
p: Pels 1959
k: Kaat en Tijhuis 1980
n: Nijsse 2009
Werktuiglijke registers:Technische gegevens:
Koppeling Hoofdwerk-BovenwerkManuaalomvang: C-g
Koppeling Hoofdwerk-RugwerkPedaalomvang: C-f
Koppeling Rugwerk-HoofdwerkToonhoogte: 440 Hz bij 18 gr.C
Koppeling Pedaal-BovenwerkWinddruk Hoofdwerk: 76 mm
Koppeling Pedaal-HoofdwerkWinddruk Rugwerk: 75 mm
Koppeling Pedaal-RugwerkWinddruk Bovenwerk: 78 mm
Tremulant BovenwerkWinddruk Pedaal: 80 mm
Tremulant Hoofdwerk
Tremulant Rugwerk
Zweltrede Bovenwerk

Het Jan Proper-orgel

Het lijkt erop dat orgelmaker Jan Proper de huisleverancier was van de Gereformeerde Kerk in Kampen. Zijn voorganger en oom Zwier van Dijk leverde het orgel voor de Burgwalkerk, waarvan het onderhoud al vrij snel door Proper werd overgenomen. Rond 1900 bouwde hij ook het orgel van de Hagenpoortkerk en de kerkenraad vond het kennelijk logisch dat Proper ook verantwoordelijk zou zijn voor de bouw van een orgel in de Nieuwe Kerk. Er was echter één restrictie waar Jan Proper niet zo blij mee was: het kenmerkende orgelfront was een ontwerp van kerkarchitect Tjeerd Kuipers en vormde met het kerkinterieur één geheel. Er was dus een zekere verplichting om van dit front gebruik te maken. Het front was echter niet geschikt om er een mechanisch orgel in te bouwen, dus zag Proper zich genoodzaakt om achter het front een pneumatisch orgel te plaatsen. Het werd één van de eerste pneumatische orgels in ons land. Overigens is een vergelijkbaar orgelfront nog steeds te vinden in de Gereformeerde Kerk in Wildervank, ook ontworpen door Tjeerd Kuipers en vrijwel identiek aan de Nieuwe Kerk.

Op 29 maart 1912 werd het orgel ingewijd door o.a. organist Ph. Zalsman

Hoofdwerk:Bovenwerk:Pedaal:
Violon 16′Salicionaal 8′Subbas 16′
Prestant 8′Gedekt 8′Violoncel 8′
Roerfluit 8′Viool 8′
Gemshoorn 8′Voix Celeste 8′Nevenregisters:
Octaaf 4′Fluit 4′Manuaalkoppeling
Fluit 4′Clarinet 8′Pedaalkoppel Hoofdwerk
Octaaf 2′TremulantPedaalkoppel Bovenwerk
Cornet (disc.) IV’Sub-octaaf-koppel I-II
Trompet 8′Trede voor zwelkastSuper-octaaf-koppel I
Drukknoppen pp, p, f, ff

Het orgel kreeg pneumatische kegelladen en een dubbele jaloeziekast (zwelkast).

Omdat men meteen al vond dat het orgel te weinig “bas” had, werd besloten het instrument uit te breiden met een Bourdon 16′ op het Bovenwerk. Hiervoor moest ruim 100 gulden betaald worden. Meer wijzigingen volgden gestaag, ook omdat beide organisten Ph. Zalsman en Th. W. van Dijk steeds aandrongen op goed onderhouden verbeteringen aan het orgel, dat van meet af aan storingen vertoonde. Kennelijk speelde onervarenheid met het pneumatische systeem Proper toch parten. De volgende lijst illustreert het grote aantal ingrepen.

  • Fa. Koch uit Apeldoorn verving de Gemshoorn 8′ door een Quint 3′ op het Hoofdwerk en verwijderde de Clarinet van het Bovenwerk.
  • Fa. Dekker uit Goes verving de Voix Celeste op het Bovenwerk door een Terts 1 3/5′, waarbij bestaand pijpwerk van de Celeste werd gebruikt en aangevuld met pijpen van de Cornet van het Hoofdwerk. De Cornet werd hierdoor van f-2 tot f-3 slechts 2 sterk.
  • In 1937 verrichtte Fa. J.C. van ’t Veer, ook uit Goes, een restauratie en schoonmaakbeurt aan het orgel. Daarna werden er regelmatig noodreparaties uitgevoerd, die door organist Van Dijk zelf werden betaald.

Op den duur bleek het instrument te zeer aangetast te zijn door vocht, waardoor het niet meer te restaureren viel. Vanaf dat moment, net na de Vrijmaking van 1944, begon men uit te kijken naar een ander orgel. Advies werd reeds gevraagd bij de toenmalige Gereformeerde Organisten Vereniging in 1949 en 1950. Het heeft echter nog 10 jaar geduurd voordat het Pels-orgel in gebruik kon worden genomen.

De dispositie van het Proper-orgel zag er, kort voor de afbraak in 1958, als volgt uit:

Hoofdwerk:Bovenwerk:Pedaal:
Violon 16′Bourdon discant 16′Subbas 16′
Prestant 8′Quintadeen 8′Cello 8′
Roerfluit 8′Gedekt 8′
Octaaf 4′Gamba 8′Nevenregisters:
Roerfluit 4′Fluit 4′Manuaalkoppeling
Quint 3′Blokfluit 2′Pedaalkoppel Hoofdwerk
Octaaf 2′Terts 1 3/5′Pedaalkoppel Bovenwerk
Cornet (disc.) II-IV’TremulantSub-octaaf-koppel I-II
Trompet 8′Super-octaaf-koppel I
Trede voor zwelkastDrukknoppen pp, p, f, ff